zaterdag 28 juni 2008

De schaduw van de wind


Schrijver: Carlos Ruiz Zafón
Titel: De schaduw van de wind
Jaar van 1e uitgave: 2003
Uitgever: Signatuur, Utrecht
ISBN: 978 90 5672 078 0
Genre: Roman
Periode: 20e eeuw, vanaf 1900 tot ca. 1970

Hoofdpersonen:

Daniel Sempere – zoon van de boekhandelaar
zijn vader – de hoedenhandelaar
Julian Carax – schrijver, zoon van Don Ricardo en Sophie Carax
Fermín Romero de Torres – zwerver, speurneus, tegenstander van het regime van Franco
Francisco Javier Fumero Almuñiz – Inspecteur van politie
Tomás Aguilar – vriend van Daniel
Isaac Montfort – bewaarder van het Kerkhof der Vergeten Boeken
Nuria Montfort – zijn dochter secretaresse van de uitgever van Carax,
Cabestany
Penélope Aldaya – dochter van Don Ricardo Aldaya, en halfzus van Julián Carax
Jorge Aldaya – broer van Penélope Aldaya
Miquel Moliner – oude schoolvriend van Jorge en Julián

Gustavo Barceló - boekhandelaar

Samenvatting van het verhaal:

1945. In het Kerkhof der Vergeten Boeken vindt de elfjarige Daniel het boek “De Schaduw van de Wind” van de onbekende schrijver Julián Carax. Het verhaal boeit hem en hij begint een speurtocht naar de schrijver. Zijn vader, een boekhandelaar, brengt hem in contact met een collega-handelaar Gustavo Barceló. Deze wil “De Schaduw van de Wind” van Julián kopen, maar deze weigert. Daniel maakt kennis met het nichtje van Barceló, de blinde Clara en hij wordt gelijk verliefd. Clara weet meer over Carax en vertelt Daniel over de schrijver en diens werk.
Op Daniel’s zestiende verjaardag ontmoet hij een geheimzinnige man die zijn gezicht verbergt en ruikt naar verbrand papier. Ook hij wil “De Schaduw van de Wind” van Daniel kopen, maar deze weigert opnieuw. Als Daniel vraagt waarom de man zo geïnteresseerd is in het boek antwoord deze dat hij het boek wil verbranden.
Daniel maakt kennis met de zwerver Fermín Romero de Torres, die hij voorstelt aan zijn vader. Fermín krijgt een baantje als speurneus naar zeldzame boeken. Daniel krijgt nog meer informatie over Carax van Isaac, de bewaarder van het Kerkhof der Vergeten Boeken. Ook Isaac is benaderd door de geheimzinnige figuur, die zich Lain Coubert noemt, naar een personage uit een boek van Carax.
Isaac’s dochter Nuria is een tijd de secretaresse geweest van Carax’s uitgever, Toni Cabestany.
Fermín begint een verhouding met de huishoudster van Barceló. Daniel ontmoet Bea, de zus van zijn vroegere vriend Tomás en wordt opnieuw verliefd. Bea vertelt hem echter dat ze binnenkort zal gaan trouwen met een vaandrig.
Daniel vindt de hoedenwinkel van Antonio Fortuny, de vader van Julián Carax. De winkel staat leeg maar de conciërge
van het gebouw, Doña Aurora, helpt hem verder. Antonio Fortuny is twaalf jaar terug gestorven. Julian, die de achternaam van zijn moeder draagt, is ca. 1918 naar Parijs vertrokken en in 1935 weer teruggekomen. Volgens de conciërge was Antonio niet de natuurlijke vader van Julian. Zij vertelt hem ook dat Julian in zijn jeugd bevriend raakte met Miquel Aldaya. Julian’s moeder zou verhuisd zijn naar Buenos Aires. Samen met de conciërge gaat hij het huis binnen. Hij vindt een foto van een zekere Penélope en ook een brief van Penélope aan Julián Carax.
De beheerder van het pand, Molins, weet nog meer te vertellen. Julian is inderdaad het kind van een andere vader. Volgens Molins was Antoni een wrede man die zijn vrouw Sophie Carax vaak sloeg. Julian toonde al snel een talent voor tekenen en schrijven.
Hij vindt Nuria Montfort en hoort haar uit. Ze beweert dat haar man, Miquel Moliner, in de gevangenis verblijft. Nuria merkt op dat Daniel wel wat op Julián Carax lijkt. Ze vertelt dat ze in 1936 is benaderd door een medewerker van het mortuarium die beweerde dat het lijk van Julián Carax was binnengebracht. Op het lichaam was het paspoort van Carax gevonden en een exemplaar van “De Schaduw van de Wind”. Ook Nuria is bezocht door de geheimzinnige Laín Coubert. De exemplaren die zij bezat van het werk van Carax heeft ze in het Kerkhof der Vergeten Boeken verstopt.
Fermín ontdekt dat Nuria de postbus leeghaalt waar de post voor Julián Carax naar toegestuurd wordt. Hij vermoed dat Nuria gelogen heeft over wat ze weet van Carax. (210)

Daniel en Fermín zetten hun speurtocht voort en komen terecht in de vroegere school van Jorge, Miquel en Julián, waar ze Pater Fernando uithoren. Daniel doet zich voor als de zoon van Carax.
Fernando vertelt dat de vader van Miquel sympathie opvatte voor Julián en zorgde dat hij op deze dure school terecht kon. Julián raakte op school bevriend met een van de zoons van een kok, Fernando Ramos. De enige vriend van Fernando is Miquel Moliner. Verder raakt Julian bevriend met de zoon van de conciërge, Francisco Javier, de latere inspecteur Fumero. Pater Fernando brengt Daniel en Fermín op het spoor van de gouvernante van Penélope, Jacinta Coronado. Volgens de pater heeft niemand Penélope na 1919 nog gezien. De familie Aldaya verhuisde naar Argentinië nadat zich een soort spookdrama had afgespeeld, waarbij mevrouw Aldaya in 1921 dood in haar slaapkamer werd aangetroffen.
Daniel en Fermin zoeken Jacinta op in het duistere Santa Maria Hospice. Jacinta vertelt hoe Julian en Penélope verliefd op elkaar werden. Julian ontdekte hoe zijn moeder en Don Ricardo Aldaya elkaar in het geheim ontmoetten. Julian en Penelope worden samen in bed aangetroffen door de moeder van Penélope. Ze besluiten samen naar Parijs te vluchten, maar Penélope wordt door haar vader in een kamer opgesloten. Julian vertrekt alleen naar Parijs, geholpen door Miquel Moliner.

Als ze het gebouw verlaten worden ze aangehouden door inspecteur Fumero. Fermin wordt helemaal inelkaar geslagen. Ze zoeken onderdak bij Barcelo.

Bea en Daniel gaan opnieuw het oude spookhuis van Aldaya binnen en bedrijven de liefde, maar Bea lijkt niet van plan om een durende relatie te beginnen. (340) Daarna vindt Daniel in het huis de graftome van Penelope en haar kind.

Een paar dagen later gaat Daniel op zoek naar Bea, maar ze is verdwenen.

Gustavo Barcelo vertelt Daniel over zijn ontmoeting met Manuel Gutierrez Fonseca, de ambtenaar van het mortuarium. Die vertelde hem dat het lijk van Julian Carax waarschijnlijk dat van iemand anders was. Fumero dwong hem echter het lijk te identificeren als dat van Carax.

Nuria wordt vermoord, en Fermin wordt van deze moord beschuldigd. Via Nuria’s vader ontvangt Daniel een brief die ze schreef voor haar dood. In de brief vertelt ze hoe ze Miquel Moliner ontmoette, hoe ze Julian Carax in Parijs opzocht en verliefd op hem werd. Het blijkt dat Penélope en Julian half broer en -zuster waren. Julian was een kind van Sophie Carax en van Don Ricardo.Toen de Aldaya’s in 1926 per boot naar Argentinie reisde pleegde de zieke Don Ricardo zelfmoord door van boord te springen. Tien jaar later keerde Jorge Aldaya terug naar Barcelona Daar kwam hij Fumero weer tegen. Jorge besluit op zoek te gaan naar Julian Carax. Fumero laat hem zijn gang gaan. Hij wil dat Jorge hem op het spoor van Miquel en Carax brengt zodat hij met iedereen kan afrekenen.

Miquel en Nuria beginnen samen een relatie. Julian komt terug naar Barcelona en ontmoet Miquel. Miquel heeft tbc en als Fumero hen op de hielen zit besluit hij zich op te offeren. Miquel wordt door Fumero’s handlangers in een schietpartij vermoord, Julian weet te ontvluchten. Het was dus het lichaam van Miquel dat als dat van Julian werd geïdentificeerd.

Julian ontdekt het graf van Penelope en haar zoontje dat doodgeboren werd. Vanaf dat moment gaat Julian op zoek naar zijn boeken, met de bedoeling om deze te verbranden. Zo komt Julian ook uiteindelijk op het spoor van Daniel.

Daniel zoekt Tomás op en hoort dat Bea zwanger is van hem. Hij vindt Fermin terug. Tenslotte ontmoet Daniel zijn Bea in het spookhuis. Ook Fumero en Julian Carax zijn in het huis.
Daniel wordt getroffen door een kogel van Fumero, maar overleeft het. Fumero sterft in een vechtpartij met Carax.

Titelverklaring:

De schaduw van het licht is de titel van een boek van de hand van de hoofdpersoon. De titel van het boek schetst ook het hoofdmotief (zie Thema's en motieven)

Plaats en tijd:

Het verhaal speelt zich af in Barcelona, een deels in Parijs, tussen 1900 en 1966.

Schrijfstijl / persoon/ vertelwijze:

Het boek is geschreven in de ikvorm, vanuit de persoon van Daniel

Opbouw:

Het boek is geschreven als een detectiveverhaal. Er lopen verschillende lijnen door het boek die uiteindelijk allen samenkomen in het slot van het boek. De verteller groeit op van een elfjarige jongen aan het begin van het verhaal (1945) tot een man van 32 jaar (1966).

Thema en Motieven:

Thema’s zijn liefde, geweld. De titel van het boek schetst ook het hoofdmotief; het onderscheid tussen licht en donker en het samenkomen daarvan. Licht en donker staat uiteraard ook voor goed en kwaad, liefde en haat.

Informatie over de schrijver:

Carlos Ruiz Zafón, werd in 1964 geboren in Barcelona, maar woont en werkt in Los Angeles. Daar hield hij zich bezig met het schrijven van scripts en scenarios voor films. Waarschijnlijk is dit van invloed geweest op zijn beeldende schrijfstijl.
Het boek De Schaduw van de Wind betekende zijn grote, internationale doorbraak. Van het boek werden wereldwijd miljoenen exemplaren verkocht. Hij schreef daarna slechts één ander boek, getiteld Het Spel van de Engel. Het boek werd een bestseller, de schrijver werd een hype. Volgens velen deed hij zelf teveel zijn best om die hype in stand te houden, door bijvoorbeeld interviews in kranten en optredens in tv-programma’s.

Overige informatie:

In het boek zijn invloeden uit de klassieke literatuur merkbaar. Zo lijkt de hoofdfiguur Fermin enigszins op een Don Quichotte. Dat Daniel’s grote liefde Beatriz heet is waarschijnlijk ook geen toeval.
Het drama dat zich in het leven van Julian Carax heeft voltrokken herhaalt zich in het leven van de verteller Daniel, ook hij verliest bijna zijn grote liefde nadat ze zwanger van hem is geraakt. Verschillende malen merken hoofdpersonen op dat Daniel qua uiterlijk en karakter op Carax lijkt.
De dictatuur van het Franco Regime komt uitsluitend terug in de persoon van Inspecteur Fumero. Verder speelt politiek geen rol.

Duveltje's oordeel:

Het boek is een absoluut meesterwerk. Het is goed en vlot geschreven, spannend, romantisch, komisch, dramatisch, meeslepend tot aan het einde. (bovendien heel goed vertaald in het Nederlands door Nelleke Geel). Af en toe lijkt het boek iets tè compleet, te fantastisch, te goed, alsof er een heel team van vertellers achter zit. Ik vind dat het soms iets te veel weg heeft van een Harry Potterfilm met een soort van Verkadeblikkennostalgie. Lekker speurneuzen in stoffige boekwinkels, spookhuizen, met krakende planken en opfladderende vogels.

zondag 15 juni 2008

Fado Alexandrino

Schrijver: António Lobo Antunes

Titel: Fado Alexandrino
Jaar van 1e uitgave: 1983
Uitgever: Ambo Anthos 2007
ISBN: 978 90 263 18306
Genre: Roman
Periode: 20e eeuw, rond 1974 met terugblikken op de voorgaande jaren

Samenvatting van het verhaal:

Fado Alexandrino is een verhaal verteld vanuit vijf verschillende personages, allen militairen. De historie speelt zich af in een nacht tijdens de Anjerrevolutie (24 april 1974) en vertelt het verhaal van vijf Portugese soldaten. De lezer volgt hun gesprekken, gedachten, tijdens hun bezoek aan een restaurant, daarna in een nachtclub en uiteindelijk belanden ze bij een van de soldaten thuis.
De verhalen gaan over het leven in Lissabon en over hun belevenissen tijdens de oorlogen in Angola. Door de oorlog zijn ze ontwricht, net als de Portugese samenleving ontwricht is door de oorlog, de dictatuur en de strijd tussen links en rechts.

Er is geen duidelijke verhaallijn. Het vertelde is een opsomming van belevenissen, die meest gaat over menselijke verhoudingen, liefde, seks, drugs, drank, de oorlog, het leven en de dood. Al deze aspecten van leven en dood zijn ontdaan van romantiek. Het verhaal is een rauwe realistische weergave van soldaten die terugkeren naar huis, geen echt thuis vinden, omdat alles anders lijkt of veranderd is, zijzelf misschien nog het meest.

Titelverklaring:

Fado is een Portugese muziekstijl, het woord komt van het Latijnse fatum hetgeen lot of bestemming betekent. De betekenis van het woord Alexandrino is mij niet duidelijk.

Plaats en tijd:

Het verhaal speelt zich af op 24 en 25 april 1974 in Lissabon. De hoofdpersonen blikken tevens terug op hun verblijf in Angola.

Schrijfstijl / persoon/ vertelwijze:

De stijl is grotendeels bepalend voor het werk. Het boek is deels geschreven in de ikvorm, deels in de derde persoon. De zinnen zijn vaak heel lang. Volzinnen worden dan zonder punten ertussen aan elkaar geplakt, zodat de lezer de indruk krijgt dat de schrijver, of de spreker die het verhaal vertelt, aan een stuk door ratelt.
Bovendien zijn de stukken verhalen van de verschillende personen door elkaar heen geweven en achter elkaar geplakt. Je krijgt zo één zin van de ene soldaat en vervolgens één zin van de andere waardoor het verhaal bijzonder chaotisch en verwarrend wordt.

Opbouw:

Het boek is onderverdeeld in drie hoofdstukken: Voor de Revolutie, De Revolutie, en Na de Revolutie. De soldaten vertellen hun verhaal in het eerste stuk in een restaurant, in het tweede in een nachtclub, en na een wilde nacht belanden ze bij een van hen thuis, in het derde hoofdstuk. Tijdens de verhalen speelt het verhaal van de Revolutie zich af die zich die avond en nacht voltrok. Het chaotische van de nacht wordt nog eens benadrukt door de manier waarop het verhaal is geschreven (zie Schrijfstijl)

Thema en Motieven:

Het thema is de chaos en de ontwrichting van het leven en de psychische uitwerking daarvan op de mensen die deze ontwrichting beleven.

Informatie over de schrijver:

António Lobo Antunes werd geboren in Lissabon in 1942, als zoon van een neurochirurg. Hij studeerde medicijnen, met als specialisatie, psychiatrie. Tijdens zijn studie werd hij opgeroepen voor militaire dienst. Hij vocht in Angola en keerde in 1973 terug in Portugal. In 1979 debuteerde hij met Memória de Elefante Veel van zijn werken gaan over de oorlog in Angola. De schrijver rekent William Faulkner en Gustave Flaubert tot zijn invloeden.
Hij ontving in 2007 de belangrijkste Portugese literaire prijs: de Prémio Camões. In hetzelfde jaar werd een ernstige vorm van kanker bij hem ontdekt.

Overige informatie:

Het boek is geschreven in 1983. In 2007 verscheen de Nederlandse vertaling van Harry Lemmens (die wel een flinke kluif aan dit dikke en moeilijke boek moet hebben gehad). De Nederlandse critici schreven zeer lovende kritieken op dit boek. Dat ze er 25 jaar over gedaan hebben om het boek te ontdekken geeft misschien wel aan hoe alert Nederlandse critici zijn als het om buitenlandse literatuur gaat. António Lobo Antunes wordt genoemd als mogelijke kandidaat voor de Nobelprijs van de Literatuur.

Duveltje's oordeel:

De beschrijvingen van Lobo Antunes zijn schitterend en ik ken weinig schrijvers die zo briljant en filmisch zaken kunnen beschrijven. Een voorbeeld:

“Keten van hout en golfplaten met stenen en autobanden op het dak, modder, een zware stank van viezigheid, zuur eten en uitwerpselen, oude negerinnen met een pijp tussen hun kaken die oventjes van klei aanwakkerden, plastic gordijntjes, olielampjes tussen kisten en kookpannen. Bijna een hele week heb ik samen met de stomme en de neef van de boekhoudster lopen zoeken naar die vent in Alcantara, in Benfica, in Amadora, in Casal Ventoso, Algés, trappend in drollen, struikelend over keien, steeds verder doordringend in een cirkelvormige doolhof van vuilnis en wiebelige bouwsels, die bewoond werd door geblaf, gejank, gehuil en een onnoemelijke stilte, een hele week vragen stellen aan onverstaanbare groepen zigeuners die bijeengehurkt zaten in eindeloze vergaderingen en ons voordat ze antwoord gaven, bekleedden met de lange, elkaar overlappende ruches van hun oogleden, geleid door het ongericht rondstrijkende schijnsel uit de kroegen, waar de wijn zo traag uit het vat stroomde als bloed uit een doorgesneden keel, een hele week aanbotsen tegen potdichte gezichten met zonnebrillen en hawaïhemden die ons totaal onverschillig zwijgend aanstaarden, tegen ernstige, stokoude kinderen met monden die even kiezelig waren als een rivier in de winter, tegen allerlei stank en de lucht van zweet en vis en vieze geuren die in je in het gezicht sloegen , tegen verminkten die zich lijkend op stervende spinnen voortbewogen door tientallen scheve , slappe ledematen over de hobbelige gronde te slepen, en niets, Otilia, echt wat je noemt niets (..de zin loopt nog een kwart bladzijde door…)”

De lange zinnen maken dat je geen rust krijgt. Je moet doorlezen. Dit is zeker knap gedaan. Het is vermoeiend voor de lezer, maar door deze stijl overvalt hem dezelfde soort koortsige moeheid en delirium waarin de soldaten zich bevinden. De koorts die je ’s ochtends voelt na een nacht doorzakken.

Helaas houd ik persoonlijk niet van boeken waar aan een stuk door expliciet schrijft over geslachtsdelen, geilheid, vochtigheid, excrementen enzovoort. Ik vind dat ergerlijk en voor mij wordt het boek daardoor vrijwel onleesbaar. Henk Pröpper van de Volkskrant noemt het “schitterende vuilspuiterij”. Voor mensen die zich hier niet aan storen of zelfs van vuilspuiterij houden zal het zeker een geweldig boek zijn, ik heb vanwege die vuilspuiterij hele stukken overgeslagen.